In de jungle van Suriname wordt de cultuur van de Marrons in ere gehouden. Tegelijk willen de inwoners van het dorpje Pikin Slee vooruitgang. Zo verdienen vrouwen bij met de verkoop van handgemaakte tassen en hangmatten. De mannen uit het dorp bouwden daarvoor een werkplaats. Sylvie en Toja uit Pikin Slee vertellen over hun initiatief.

Ontwikkelingsproject Suriname
De vrouwen die in de nieuwe werkplaats werken hebben zich verenigd in Fiti A Wan (Samen EĂ©n)

“Ik wil mijn kinderen graag laten studeren. Zelf heb ik die kans niet gekregen”, vertelt Sylvie (44). Zij werkt twee dagen in de week als naaister in de werkplaats van het dorp. Wie in Pikin Slee door wil leren moet naar Paramaribo. “Maar waar moeten de kinderen dan slapen?”, vraagt Sylvie. “Als je geluk hebt, is er familie in Paramaribo waar ze kunnen wonen. Anders moeten ze naar een internaat. Maar dat kan ik niet betalen.”

Kostgrondje

“Daar komt bij dat kinderen die naar Paramaribo vertrekken, vaak in de stad blijven wonen. Want daar is werk en daar zijn winkels”, vertelt Toja Saaki (54) uit hetzelfde dorp. Hij wil niet alleen dat kinderen goed onderwijs krijgen, maar ook dat ze straks een toekomst hebben in het binnenland, zodat ze terug komen. “We moeten zorgen voor banen voor onze kinderen. Hoe mooi het hier ook is, het is wel een hard bestaan. We zijn geen rijke mensen. Ik heb geen auto en geen korjaal (boot, red.), in het dorp is maar een paar uur per dag elektriciteit en voor water moet je naar de kreek. We leven van wat de natuur ons geeft. Zelf ben ik houtsnijwerker. Als mensen een bank of een stoel willen, dan maak ik die van de bomen uit het bos. Verkoop ik niks, dan heb ik aan het eind van de maand geen geld. Gelukkig heb ik nog mijn kostgrondje (moestuin).”

Samen Ă©Ă©n

Bouw werkplaats voor vrouwen in Pikin Slee Suriname
Toja Saaki wil de kinderen van Pikin Slee een toekomst in het dorp geven.

“Om de economie van Pikin Slee te verbeteren heeft Toja met vier mannen uit het dorp de stichting Totomboti opgericht. En de vrouwen hebben zich verenigd in Fiti A Wan (Samen Eén). Toja: “Met hulp van de Nederlandse stichting Ko-Makandi (Kom Samen) en Wilde Ganzen hebben we die werkplaats gebouwd voor de vrouwen.” Sylvie: “Hier leren we breien en maken we tassen en sinds kort ook hangmatten.” “Echt hele mooie tassen”, vult Toja aan. “Die verkopen we aan toeristen of aan mensen in Paramaribo. Zo komt er vooruitgang. Je ziet het al in het dorp. Er komen meer brommers, fietsen, generatoren en buitenboordmotoren. Als we nu ook nog een sleutelwerkplaats kunnen krijgen, dan kunnen jonge schoolverlaters daar aan de slag en onze machines zelf repareren. Dankzij dit soort projecten zie ik de toekomst van Pikin Slee een stuk zonniger in.”

Behoud van cultuur

Economische vooruitgang mag niet ten koste gaan van de eigen cultuur: “Onze voorouders wisten te vluchten voor de slavernij en hebben dorpen als dit opgezet”, vertelt Toja. “Ons museum over de Marroncultuur zorgt er voor dat we het verleden niet vergeten en trekt bezoekers vanuit de hele wereld. Wij zijn blij dat we kalebassen en tassen aan de toeristen kunnen verkopen. Zo helpen mensen ons verder en kunnen we tegelijkertijd onze eigen cultuur in ere houden.” Sylvie: “Kom ons eens opzoeken in Pikin Slee, dan kunt u zelf zien hoe mooi het hier is.”