Imke in Oeganda: Lokaal eigenaarschap

Door Imke Straaten

Imke Straaten is Adviseur Projecten bij Wilde Ganzen, in het bijzonder voor de partners in Oeganda. Nadat ze ruim een jaar in Oeganda heeft gewoond werkt Imke nu weer vanuit Amersfoort en deelt hier graag haar opgedane kennis en inzichten over organisatie-ontwikkeling van CBOs and NGOs, waarbij zij het belang van legal compliance benadrukt. Daarnaast kun je bij Imke ook terecht voor het thema Landbouw en Voedselzekerheid.

Meer van Imke Imke Straaten

Namens Wilde Ganzen nam Adviseur Projecten Imke Straaten in 2021/22 deel aan het Young Expert Programmes (YEP). Gedurende één jaar woonde en werkte zij vanuit Oeganda en ging hier in gesprek met onze partnerorganisaties: Hoe betrekken zij de gemeenschap? Wat hebben zij als organisatie nodig om gemeenschappen te mobiliseren? En, hoe kan Wilde Ganzen hen hierin ondersteunen? Via deze blogserie deelt zij haar verhalen, ervaringen en bevindingen uit het veld.

 

Read the English version of this blog

 

Lokaal eigenaarschap zorgt voor een blijvende, actieve betrokkenheid van de gemeenschap en is daarmee cruciaal voor een duurzame verandering op de lange termijn. Zodoende wil Wilde Ganzen haar partnerorganisaties stimuleren om niet alleen voor maar waar mogelijk samen met de gemeenschap te werken aan duurzame armoedebestrijding.

Stephen Kamye (BOTFA)
Stephen Kamye (BOTFA)

Maar, hoe betrek je de gemeenschap?

Met deze vraag als leidraad ging ik de afgelopen tijd regelmatig in gesprek met de lokale partnerorganisaties. De praktijk laat zien dat de mate waarin organisaties de gemeenschap betrekken bij hun activiteiten zeer divers is: Variërend van het verstrekken van informatie tijdens een bijeenkomst, tot het faciliteren van zelfmobilisatie waarbij de gemeenschap van begin tot eind zélf beslist hoe het project eruit gaat zien.

‘Community mobilization starts with community motivation’

— Stephen Kamye (BOTFA)

Over één ding zijn de partnerorganisaties het unaniem eens: Wil je individuen, huishoudens of gemeenschappen betrekken, dan start je met enthousiasmeren. En dát is vrijwel alleen te realiseren door een beroep te doen op de intrinsieke motivatie: Dát wat mensen drijft.

‘Wat de boer niet kent, dat vreet-ie niet’

De mens – en zo ook de ‘boer’ – houdt zich van nature vast aan specifieke denkbeelden of overtuigingen, zoals ‘chemische bestrijdingsmiddelen zijn onmisbaar voor een goede oogst’. En vertoont daarmee (vaak) een specifiek gedrag. Het stimuleren van gedragsverandering kan daardoor dus een uitdaging zijn.

De praktijk laat zien dat de partnerorganisaties hierin een cruciale rol vervullen. Allereerst zijn deze organisaties ter plaatse en begrijpen zij wat mensen beweegt, van binnenuit. Daarnaast kunnen zij vanwege hun kennis, ervaring én netwerk individuen, huishoudens en de gemeenschap toegang bieden tot ervaringen, anders dan zij tot dusver gewend waren. Waarbij ze ervoor zorgen dat deze (nieuwe) ervaring hen een goed gevoel geeft en daarmee intrinsiek motiveert.

Motiveren kun je leren

De partnerorganisaties ondersteunen – inspireren – mensen om ‘betere’ keuzes te maken voor zichzelf én hun omgeving. Dit doen zij niet directief, maar door hen zélf te laten ervaren hoe het mogelijk anders kan.

Het motiveren van de gemeenschap doen zij ieder op hun eigen – unieke – manier.

De volgende 4 principes dragen bij aan het succesvol mobiliseren van gemeenschappen.

  • Seeing is believing

Zonder nut geen noodzaak.

Op de demonstratieboerderij van de organisatie BOTFA leren boeren alles over ‘Integrated Farming’ en gaan ze aan de slag met het maken van organische bemesting. Via een praktijkexperiment kunnen boeren zélf de meerwaarde ervaren. Het levert iets op, waardoor boeren bereid zijn om zélf thuis aan de slag te gaan met kringlooplandbouw.

Het zien en zelfs bewónderen van succesvolle boeren of buren motiveert.

Ook in Oeganda geldt: ‘Goed voorbeeld, doet goed volgen’. Zodoende vindt kennisdeling vaak plaats door de inzet van rolmodellen of zogenaamde key farmers, die van ‘boer-tot-boer’ hun kennis én ervaringen delen en daarmee voor velen een voorbeeld zijn.

  • Keep it Simple

Op het trainingscentrum van Kulika Uganda worden key farmers tijdens een drieweekse praktijkopleiding opgeleid tot Agrarisch Ondernemers, met extra aandacht voor organische landbouw. In de demonstratietuin wordt één ding direct duidelijk: Alle materialen worden hergebruikt.

‘Adopt, adapt and adjust. Keep it low-key’

— Magdalene Amujal (Kulika Uganda)

Door materialen als autobanden, vuilniszakken of jerrycans te hergebruiken, houd je ideeën toegankelijk en betaalbaar. Boeren raken daardoor gemotiveerd om met beschikbare materialen een specifiek idee thuis in de praktijk toe te passen.

  • Freedom of choice

In de proeftuin van de organisatie MCAFS kunnen boeren zélf aan de slag met de aanplant van diverse bomen: Zo worden er Msambya bomen geplant als afrastering, de schors van de Mtuba boom wordt gebruikt voor het maken van kunst en fruitbomen vormen een extra inkomstenbron en zijn een voedzame aanvulling op de dagelijkse maaltijd.

Nicolas Yiga en zijn vrouw Rose benadrukken dat er altijd keuzevrijheid moet zijn: Het is belangrijk dat er diverse opties worden aangeboden zodat boeren zélf kunnen kiezen hoe ze willen en/of kunnen bijdragen aan het tegengaan van ontbossing.

  • Stronger together

Samen verbouwen en de oogst delen geeft vreugde en zelfvertrouwen: Je kunt anderen iets aanbieden. Tevens zorgt de sociale cohesie in de gemeenschap ervoor dat uitdagingen in groepsverband worden opgelost.

'A sense of togetherness is fostered by the introduction of Self-Help-Groups.'

— Azoli Bahati (Abanya-Rwenzori Mountaineering Association)
Stronger together!

De praktijk laat zien dat huishoudens, Self-Help-Groups, Village Saving- and Loans Groups (VSLG) of Saving and Credit Cooperatives (SACCO) hierin een belangrijke rol vervullen: Groepsvorming stelt boeren in staat om kennis en ervaringen uit te wisselen, samen te sparen én/of gezamenlijk de prijs te beïnvloeden. Bovenal vormt de groep een sociaal vangnet, voor in tijden dat het minder gaat.

Tot slot

Weliswaar gestart vanuit de agrarische sector, ben ik ervan overtuigd dat deze 4 principes ook bruikbaar zijn voor partnerorganisaties die werken aan lokaal eigenaarschap in andere sectoren, zoals WASH, onderwijs en de gezondheidszorg.

Lokaal eigenaarschap start bij de intrinsieke motivatie. Gedrag dat intrinsiek gemotiveerd wordt, heeft geen stimulans uit de omgeving nodig om te blijven bestaan. Indien er sprake is van lokaal eigenaarschap dan is een gemeenschap bereid om zélf initiatief te nemen én de verantwoordelijkheid te dragen voor het voortbestaan van het initiatief. Het enthousiasmeren, motiveren én mobiliseren van individuen, huishoudens en gemeenschappen is dus essentieel voor een duurzame verandering op de lange termijn.

Het faciliteren van lokaal eigenaarschap kost tijd. De partnerorganisaties vervullen hierin een cruciale rol. Maar ze worden (vaak) beperkt door donoren. Sommige donoren willen namelijk binnen afzienbare tijd concrete resultaten zien. Hierdoor wordt er in de samenwerkingsvoorwaarden voorbij gegaan aan het belang van de eerste – vaak onzichtbare, doch essentiële – fase. De voorgeschreven looptijd van een initiatief is  dan ook vaak onvoldoende voor de partnerorganisaties om lokaal eigenaarschap te faciliteren.

Stephen Kamye (BOTFA)

Daarnaast is het zo dat nadat de gemeenschap door een lokale partnerorganisatie is gemobiliseerd, donorfinanciering vaak dusdanig lang op zich laat wachten, dat het enthousiasme wegzakt en daarmee ook de intrinsieke motivatie om gezamenlijk de gewenste verandering te weeg te brengen.

Naast de partnerorganisaties kunnen dus ook donoren een waardevolle bijdrage leveren aan het bevorderen van een actieve betrokkenheid van de gemeenschap. Bij deze dus een pleidooi om met de partnerorganisaties – open en nieuwsgierig – in gesprek te gaan over het belang van gemeenschapsparticipatie en wat zij als lokale partnerorganisatie nodig hebben om dit te faciliteren.

Ik ben er van overtuigd dat als je als donor jouw partnerorganisatie ondersteunt en de ruimte geeft voor het enthousiasmeren, motiveren en mobiliseren van een gemeenschap, initiatieven steeds minder donor-driven worden. En starten daar waar het hoort: bij de mensen om wie het gaat.

En dát is duurzame armoedebestrijding.