De krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties

ErnstJan Stroes

Door ErnstJan Stroes

ErnstJan Stroes is coördinator programma’s bij de afdeling projecten en beheert vanuit Wilde Ganzen het secretariaat van het Europese Netwerk voor de ondersteuning van particuliere initiatieven. Hij heeft leiding gegeven aan het kennisplatform MyWorld voor particuliere initiatieven en was projectadviseur bij NCDO. Van 1992 tot 2002 woonde en werkte hij in Polen voor Nederlandse uitwisselingsprojecten en voor het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP). Hij is gespecialiseerd in milieu en duurzaamheid.  

Meer van ErnstJan ErnstJan Stroes

Als voorzitter van twee kleine stichtingen moest ik eind maart mijn medebestuurders en mezelf inschrijven in het UBO register. Het register van vrij vertaald ‘ultieme belanghebbende’. Tot dan toe had ik mijn werk als voorzitter gezien als een dienst aan de samenleving nu bleek dat ik voor de bank en de overheid opeens iemand was die een belang had, en mogelijk zelfs een crimineel belang. Van een maatschappelijk verantwoordelijke en betrokken burger werd ik potentiële verdachte van witwassen en financiering van terrorisme.

Eind mei was ik op een conferentie in Boedapest over de Hongaarse verkiezingen die door de Hongaarse alleenheerser Orban met veel vals spelen opnieuw gewonnen waren. Een conferentie over de krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties in Europa en wat bleek; dat hele UBO register past in een bredere wereldwijde trend van verdachtmaking, obstructie en criminalisering van organisaties die maatschappelijke doelen dienen.

Alle maatschappelijke organisaties, stichtingen en verenigingen in Europa en in de rest van de wereld hebben er last van. Het vergroten van de administratieve lasten door het stellen van steeds zwaardere administratieve eisen aan maatschappelijke organisaties blijkt het favoriete instrument te zijn van minder democratische, vaak populistische regimes. Een instrument om maatschappelijke organisaties monddood te maken. Het is verontrustend dat diezelfde verzwaring van de administratieve lasten ook steeds vaker in landen worden ingevoerd die prat gaan op hoge democratische standaarden.

Van een maatschappelijk verantwoordelijke en betrokken burger werd ik potentiële verdachte van witwassen en financiering van terrorisme.

Deze regels raken namelijk niet alleen organisaties die misschien een relatie hebben met criminelen of terroristen, maar ze raken alle maatschappelijke organisaties. Dus ook organisaties die juist behulpzaam willen zijn bij het vervullen van maatschappelijke diensten. Bestuurders moeten hun kostbare vrije tijd investeren met het invullen van formulieren, registraties die hopelijk nooit ergens voor zullen worden gebruikt, tenzij ook in Nederland een Orban of Poetin verkozen wordt.

Want als er iets is wat duidelijk werd tijdens de conferentie in Boedapest is het dat regeringen met totalitaire of dictatoriale trekken in administratieve regels het ideale instrument vinden om burgerorganisaties te muilkorven. Op wazige gronden gebaseerde belastinginspecties, verdachtmakingen, het in beslag nemen van administraties, het lamleggen van computersystemen, het onmogelijk maken van buitenlandse donaties of het überhaupt onmogelijk maken van donaties zijn voorbeelden van hoe maatschappelijke organisaties het functioneren onmogelijk wordt gemaakt.

In gesprek met maatschappelijke organisaties uit Rusland, Polen en Hongarije moest ik tot mijn schrik constateren dat wij inmiddels ook al heel ver op deze weg zijn gevorderd. De regels die vergelijkbare muilkorving in Nederland mogelijk maken zijn vaak al ingevoerd, het is alleen nog een kwestie van het ‘goed’ aansturen van inspecties of de belastingdienst en we zitten in het zelfde pakket..

Er is grote behoefte aan een Europese strategie voor het maatschappelijk middenveld.

Het lijkt onvoorstelbaar maar onmogelijk is het niet. Het is goed dat Partin en Partos zich inzetten om de administratieve druk voor maatschappelijke organisaties te laten afnemen. Maar op de conferentie in Boedapest was mijn indruk dat deze trend zoals we die in Nederland zien slechts de top is van een internationale ijsberg. Een ijsberg die we alleen met zicht op het geheel effectief kunnen bestrijden.

De landen waar wij met jullie als particuliere initiatieven samen projecten uitvoeren zijn namelijk ook deel van het verhaal. Steeds vaker horen we en zien we ook dat het moeilijk is om geld naar partnerorganisaties in bepaalde landen over te maken. Met anti-witwas- en terrorismeregels in de hand wordt het overmaken van geld naar die landen beperkt, worden overmakingen afgeroomd en wordt onze partners het werken onmogelijk gemaakt. Soms gebeurt dat omdat organisaties gelieerd zijn aan de verkeerde politieke stroming of eisen stellen aan de overheid.

Steeds vaker horen we dat het moeilijk is om geld naar partnerorganisaties in bepaalde landen over te maken.

Gebruik makend van vage of overdreven strikte regels uit anti-witwas en terrorisme regels, regels die bedoeld waren om terrorisme uit te bannen na 11 september, wordt elke kritische stem gesmoord, wereldwijd. Er lijkt sprake van overheden die steeds vaker maatschappelijke organisaties niet vertrouwen in een samenleving waarin ook het vertrouwen van de burger in de eigen overheid al tot een absoluut nul punt is gedaald. Zonder twijfel moet er gewerkt worden aan het herstellen van dat vertrouwen. Een nieuwe serie regels gaat daaraan echter geen bijdrage leveren zeker als die vooral bedoeld zijn om vanuit de overheid de controle op maatschappelijke organisaties te vergroten.

Het is belangrijk dat maatschappelijke organisaties samen een positieve uitweg vinden die deze trend kan keren. Daarom is er grote behoefte aan een Europese strategie voor het maatschappelijk middenveld een strategie die met de conferentie in Boedapest weer een stap dichterbij is gekomen. Een strategie die niet een nieuw document in een la in Brussel wordt, maar die vooral een geleefde nieuwe realiteit tussen politici, ambtenaren en maatschappelijke organisaties wordt. Die het mogelijk maakt met elkaar in dialoog te blijven en te werken aan een betere wereld ondanks vaak terechte meningsverschillen over hoe die wereld er dan uit moet zien.